Vaten

Whisky vaten zijn gemaakt van eik van de “Genus Quercus”. De verschillende gebruikte soorten zijn : Q. Cerris ( Frankrijk), Q. Falcata (Spanje) of Q. Alba (Amerikaanse witte eik ). Eik is een natuurlijke materie dus zijn variaties in densiteit, kwaliteit en poreusheid normaal. Om het nog  gecompliceerder te maken wordt het hout met de hand gesplit en worden ook de vaten met de hand gemaakt. Zo kennen we geen enkel vat met gelijke eigenschappen. De invloed van een vat op het verouderen van de whisky is dus helemaal anders dan het vat ernaast. Een “hogshead” bevat ongeveer 300 flessen (gebotteld aan 40% ) na 10 tot 12 jaren, een “butt” bevat er 500, a “barrel” 200. De variatie in deze vaten zorgt ervoor dat de maker een perfect gerijpt vat niet kan hercreëren. Voor 1900 werd whisky enkel gedronken door de rijke landheren dit het zich  konden permitteren. Het vat kon zowel nieuw zijn of vroeger gevuld geweest zijn met wijn, rum of iets anders wat in een vat past. Tot 1850  werd whisky enkel in een vat verkocht. De particulier of handelaar stond in voor het bottelen. Vanaf 1916 eiste de regering dat whisky op zijn minst drie jaar in een vat moest rijpen alvorens hij whisky genoemd mocht worden. De industrie werd verplicht om op zoek te gaan naar een  grote voorraad vaten om aan deze eis te voldoen. Toendertijd kwam ook alle sherry Engeland binnen in vaten. Deze vaten werden gulzig  opgekocht door de whiskymakers die de goedkope vaten wel zagen zitten. Terzelfder tijd werd de vakbond van vatenmakers in de USA zeer  sterk en verkregen zijn een wet die stelde dat elk vat maar één keer gebruikt mocht worden. Wanneer deze vaten leeg waren was hun waarde  gezakt tot de prijs van brandhout. De immer zuinige Schotten profiteerden ook hiervan en importeerden deze vaten. Ze demonteerden de vaten en verscheepten ze als brandhout naar hun land. Hun vatenmakers zetten alles terug in elkaar en klaar was kees. De situatie van de sherry  vaten veranderde vanaf 1983. Vanaf dat moment stelde de Spaanse overheid dat alle sherry gebotteld moest worden in Jerez en dat sherry  vaten herbruikt mochten worden in Jerez. Vanaf dan werden de sherry vaten een belangrijke kost voor de schotse distillerijen. Aangezien de  meeste vaten tot vier of vijf keer herbruikt worden zijn deze vaten dan ook het meest gekend als “refill casks”. De vaten worden vakkundig  gechecked tussen elke vulling door de vatenmakers zodat er geen druppel whisky verloren zou gaan. First fill Sherry casks zijn tegenwoordig  niet meer in gebruik voor het bewaren van graan whisky, daarvoor gebruikt men vaten die reeds meerdere malen sherry bevatten. Een  element dat de laatste 20-25 jaar aan belang won is de herkomst van de vaten. Soms zelfs in die mate dat de vaten op maat gemaakt worden in  Spanje of Frankrijk en dan uitgeleend worden aan een sherrymaker. Glenmorangie, bijvoorbeeld, houdt van Bourbon casks. Zij kochten zelfs  een eikenbos in de Ozark mountains in Missouri (usa) om te voorzien in de continue kwaliteit van hun eikenhout.. Het vat heeft een lange weg  afgelegd, van transportmiddel tot noodzakelijk onderdeel van de bewaring. Sommigen experimenteren op dit moment zelfs met vaten waarin  vroeger port, brandy en rum heeft gezeten. Soms wordt whisky zelfs in een vat gerijpt en dan later “gefinished” gedurende enkele maanden in  een ander vat , bijvoorbeeld sherry, port, …